copyright foto DagEnDauw
Het wordt ten stelligste afgeraden om lang tussen tamme ganzen te vertoeven.
Eerder nog ben je zelf getemd dan dat je een enkeling wild van hart zou maken.
Het zijn vergeefse pogingen.
Daarom vlieg ik ieder jaar, met de wilde ganzen mee, terwijl de koeien nog hun natte neuzen en zachte uiers in het bedauwde gras duwen; de kleine zwarte onheilsbrengers, zich tot de vlucht verzamelen om hun duistere vleugels over gekortwiekte maïsvelden uit te slaan en de grote vuurbol, de buikranden van witte nimbuswolken in lichterlaaie zet.
Omdat de herfst me naar binnen tracht te drijven, vlucht ik weg met mijn gedachten.
Het is niet de duisternis die me schrik aanjaagt, o nee. Ik houd van het donker en de zaligmakende rust en doe zelfs niets liever, dan langs de dijken dwalen rond middernacht.
De bijna totale stilte waarin alleen het zacht ruisende water en het ritselen van gewassen wordt doormaasd met het tsjirpen van krekels die zich niet in bedwang kunnen houden vind ik overweldigend.
Wanneer de maan daar overheen een glanzend vernislaagje legt ... maakt dat alles mij uitzinnig tevreden met het leven.
Een wereld voor mij alleen, geen levende ziel te bespeuren, dat is puur genieten.
Neen, waar ik koude rillingen van krijg is, wat er in die najaarsduisternis besloten ligt; datgene wat de dingen hun kleuren ontvreemd.
…De onmacht die de bladeren aan de bomen ontrukt, de zon te vroeg over de eindlijn van de dag duwt, de laatste bloemen van alle geur ontdoet, de dagen hun warmte ontneemt en de nachten tot zwarte krochten maakt.
…De nakende dreiging, die de vogels hun vreugdevolle zingen belet en het hunebed spreidt voor de stervende Pan.
Wanneer moerasgeesten, mij ’s morgens vroeg vanuit de wissen wasmand aangrijnzen met hun oude koppen en hier het voorgeborchte van de winter ontsluiten door de hellepoorten van gemis te openen …
Wanneer het verdriet van een verloren strijd om het eeuwige leven tastbaar wordt, dwingt de tijd me te vertrekken, de zon van het Noorden achterna…
Zó behoed ik, met mijn eigen leven, de vonk diep in mij, die in de lente alles weer wekt.
Ik hoor de roep, ik ga… en word Dún Fhearghusa’ s dwaallicht … in een millennialang vergeten verhaal, op zoek naar een toevluchtsoord tegen midwinternacht.
° O °