Moved to / Is verhuisd naar


Waarom dat zo is, verneem je hier


woensdag 14 september 2011

Naar Aalst en weer terug


(deel III)



Ter hoogte van het rondpunt naar Lebbeke zet ik de eerste woorden op mijn derde blad, terwijl bij de volgende stop, een vrouw zich mompelend verontschuldigt tegenover de knop van de busbel, omdat ze die verkeerdelijk had verward met deze die deuren opent. Hij hoort het niet en blijft stoïcijns onbewogen, terwijl de vrouw een beetje beschaamd blozend de bus afstapt. De deuren sluiten vanzelf, de bus zet zich opnieuw in beweging en vervolgt zijn weg.

Rechts van de baan schreeuwt me een aanplakbord “Huur mij!” toe, wit van woede lijkt het wel zijn statuut van werkloze te etaleren, waarmee het zo genadeloos aan de kant is gezet.
Het voelt broeiend heet op de bus. Ik geeuw om zuurstof. 

We rijden voorbij de Aldi waar een verkoopstertje, in zo'n typische wit met blauw gestreepte schort, tegen de muur van de winkel, op het hete asfalt, van het zonnetje zit te genieten en haar hoofd afveegt met de mouw van haar wollen trui. Deze hitte had ze vanmorgen waarschijnlijk niet voorzien.
Er zal dit weekend vast kermis zijn op het plein. Een schreeuwerige draaimolen wil opgezet worden. We kruisen de spoorweg langs het viaduct. 
Op het pleintje van het rondpunt te Dendermonde zitten de vier bronzen broers een beetje ontheemd op het steigerend ros Beiaard. Hun hoofden lijken weggesmolten door de warmte, maar allicht had de schepper het wel zo bedoeld. In het hoofd van één der Heemskinderen, broedde zelfs vorig jaar, waarschijnlijk ad interim van de heilige geest, een duif hier nog haar eieren uit,  om vervolgens met haar kroost en de Noorderzon te verdwijnen, het arme joch als leeghoofd achterlatend.
Onze bus zet nu koers naar het station.
“Langzaam!” maant een geel fluorkleurig potlood ons aan. We rijden voorbij het Atheneum waar ik zes jaar van mijn jeugd doorbracht. "Vandaag komt hier de vuilkar nog voorbij", vertellen mij de rij zakken  die samen op de uitkijk staan.
Op het stationsplein aangekomen verneem ik dat Samsung de snelste gsm om te typen en te sharen is… Die heb ík niet nodig. Een potlood en papier volstaan voorlopig voor mij. Ruimschoots zelfs... En straks natuurlijk de computer.

Nog even wuif ik in het voorbijrijden naar Reynout, Adelaert, Ritsaert en Writsaert en hun reuzenros om vervolgens, langs de "Olympos", terug koers te zetten naar het Wuitensnest.
"91 & 92" roept een passagier luidkeels door de bus. Hij kent de lijnen allemaal “fanboiten” zo beweert hij. Ik geloof hem want deze had hij alvast juist.

Taleb's geesteskind, over onverwachte gebeurtenissen, ligt nog steeds uitvoerig te dutten op mijn schoot, wanneer even voorbij de Mechelse poort  na oversteek van de Denderbrug, zonder enige aanleiding met luid klingellawaai,  plots een staaf uit het plafond van de bus naar beneden dondert. De scholier die hem opvangt laat hem nog sneller weer los omdat hij blijkt heet te zijn. Verdraait, denk ik, zou die kerel van Oz in een parallelle dimensie, misschien zijn toverstaf laten vallen hebben? Het zal de hitte wel zijn die me dergelijke hallucinante gedachten bezorgt.
Voor een derde maal ontvangt een medepassagier achter me een sms. Ik hoor het aan het geluid van ijsklompjes die in een glas lijken te vallen… Een gsm- signaal dat klinkt als ijsblokjes?!? Die associatie zal ook wel het gevolg van de ondraaglijke warmte zijn.

Ik neem omwille van de Mediterrane temperaturen het besluit om straks een fles Ricard te gaan kopen en voor vandaag de boeken toe te doen, wanneer ik tot de vaststelling kom dat ik niet tijdig meer op de bel kan drukken, en de bus al voorbij mijn aankomsthalte is. Lijzig druk ik alsnog op de blauwe knop en schuifel gelaarsd en gespoord richting busbestuurder met een schaapachtige glimlach op mijn gezicht en de vraag, of mijn belletje te laat had gerinkeld. Hij doet niet moeilijk, zet meteen zijn bus aan de kant en opent beide deuren, niettegenstaande daar geen halte is. Ze zijn vandaag met z’n allen uiterst galant voor mij. Je hoort me hier dus zeker niet klagen over de bestuurders van De Lijn. Ik bedank hem uitvoerig en stap af. 
Na een wandeling van enkele minuten, ben ik weer op de plaats van vertrek aangekomen en steek ik mijn sleutel in de voordeur.
Terugkeren naar het nest voelt ondanks de wrevel die me in de schaduw van de kerktoren wel eens overvalt,  al bij al wel fijn. Wat mij betreft, gaat er niets boven m'n stek in deze groene vallei. Zelfs de lokroep van het stadsleven in Aalst niet...