Moved to / Is verhuisd naar


Waarom dat zo is, verneem je hier


maandag 12 september 2011

De wuiten is gevlogen...

(deel II )







... Ik sta op en vervolg mijn weg.

De werf te Aalst liegt er niet om. Ze is momenteel zo geheel en al wat haar naam doet vermoeden ; één gapende wond. De aanblik ervan herinnert me aan de toestand in mijn eigen gemeente. Ook daar ligt de buurt waar ik woon compleet opgebroken. Het schrijnt binnenin, wanneer ik de aarde er zo omgewoeld zie bijliggen. Om één of andere reden roept dit bij mij beelden op van een gewond dier, weerloos en kwetsbaar. We zijn september tweeduizendenelf. Volgend jaar zijn er gemeenteraadsverkiezingen en dat is tegenwoordig haast zowat iedere stads- of dorpskern aan te zien.

In het park troept de schooljeugd bij elkaar, niet ‘in minirok of beatle-haar’, maar zittend op rode poefs van plastic - of is het polyester? Want vanaf de plek waar ik me bevind is dat moeilijk uit te maken - die her en der werden neergepoot om het sociaal contact te bevorderen veronderstel ik. Daar dragen ze alleszins toch duidelijk hun steentje toe bij.
Het is 12u25  en ik bevind me op de Graanmarkt. Het radiotoestel van één of andere bouwvakker lanceert Michael Jacksons’ Thriller door de ether.
Aan het eind van de straat, rijst vóór me een somber, haast macaber gebouw op in donkerrode baksteen. De gevel met kantelen heeft iets zwaarmoedig. Ik wandel een huis voorbij waar ik naast de deur op een koperen plaatje 'X-stralen' lees terwijl ‘Thriller’ in een tremolo, net zijn eindpunt haalt.
Met de aanblik van Jackson in gedachten, die als zombie met holle ogen grijnzend naar me staart nader ik het spookgebouw voor me; het blijkt Aalst station te zijn waar zich, in een belendende straat, ergens mijn bushalte bevindt.
Ik hoef er maar een korte poos te wachten alvorens we kunnen opstappen. Samen met nóg een aantal mensen die mijn richting uit gaan zijn we even later alweer onderweg.

Het viaduct onderdoor, een brugje over, terug richting Wieze, ligt links een caféboot op het water.
“Mijn fiets is kapot”, hoor ik achter me een meisje zeggen. Een donkere stem antwoordt haar iets onverstaanbaar.
Ik neem terug mijn boek ter hand terwijl de bus zich door allerlei bochten wringt. “It ’s hot, hot, hot” murmelen zweetdruppeltjes langs mijn slapen. De mais omzoomt de weg en er bloeien nog klaprozen.
Toch kliefde daarnet, toen ik de Moutstraat door slenterde in V-formatie een vlucht wilde ganzen luid gakkend de lucht en leek daarmee duidelijk het startsein voor de grote vogeltrek  gegeven. Dagdromend vlieg ik opnieuw een ogenblik met ze mee tot ergens in Herdersem mijn aandacht wordt getrokken door het bord met de mededeling dat hier de Dender “rust”. Verder mijmerend ga ik samen met de ganzen even aan haar oevers zitten en rust mee terwijl de bus zich "disgenadig" weer op dreef trekt… of las ik dat nu verkeerd?

Aan de onderkant van een opgeklapte zitplaats, schuin tegenover mij, aan de andere zijde van het gangpad hangt een sticker. Groen maant het alle passagiers aan: “gelieve deze plaats af te staan aan een rolstoelgebruiker”.  Maar gezien er nergens eentje te bespeuren valt, blijft ze leeg.

Door het raam van de bus zie ik een "Ham"-burger net zijn kraam inklimmen… Geen klanten vandaag, nu ook in Wieze de school weer is begonnen.
We rijden langs het beeld van een tinnen nar. Het zweet van dit dorp ruikt volgens mij ook naar chocolade. Vloeibaar, dik en zoet vult het opnieuw mijn neus en meteen daarna mijn hele wezen. Ik geraak in een roes.

“Hoe zou het voelen om te wonen in een dorp van chocola”, vraag ik me af. Ik schrijf de vraag op, om haar niet te vergeten.
Mijn blad is weer bijna vol en ik heb nog steeds niet in mijn boek gelezen. Op een kleine akker houdt een vogelschrik de wacht. Zou hij soms iets met die tinnen man van daarnet kunnen te maken hebben?
Ik staar naar de weg onder de wielen van de bus en merk tot mijn verbazing hoe die plots een gouden gloed heeft gekregen onder het vloeibare licht van de zonnestralen en het vervaarlijke brullen van een leeuw. Of brengt het motorgeraas van de bus me, soms een beetje in verwarring? Een mens zou zich hier ieder moment verwachten aan een verschijning van de tovenaar van Oz... Ik knijp ongemerkt in mijn eigen arm om na te gaan of ik wel nog wakker ben.

(wordt vervolgd)