“Takketokketakketokke…”, de raderen van de oude klok knabbelen met lange tanden aan de laatste uren van deze verstilde oktobermorgen, terwijl de wijzers de ochtendlijke seconden als broodkruimels, onopgemerkt, richting middag vegen op het tafelblad van de tijd. Het huis is in diepe rust.
Sporadisch kraakt ergens een boekenplank onder het gewicht van de papieren gedachten die hij dag in dag uit op zijn rug te torsen heeft, of klinkt het zachte gesis van een ergernis die achter de deurknop bleef hangen toen één der bewoners voor zijn dagdagelijkse vertrek de voordeur achter zich sloot.
De kussens op de sofa liggen onderuitgezakt, elk in een hoek tussen rug- en armleuning, uitgeteld van de vorige avond.
Zacht ruisen de speakers van de Cd-speler hun staat van paraatheid door de ether. Op wacht, als soldaten die zich niet uit te schakelen wanen, staan ze trots geposteerd in de twee meest strategische hoeken van de woonkamer en klaar om ook aan het eind van deze dag weer appèl te blazen.
Even slaat in de keuken de motor van de koelkast aan, maar dan warrelt opnieuw de stilte, zacht als zijde binnen, en rolt zich over de meeste geluiden heen.
Buiten landt geruisloos een duivenpaartje op het terras en flitst enkele seconden later ijlings een zwarte vogel voorbij het vensterraam.
Van achter het muurtje gluurt een lapjeskat die geduldig het moment zit af te wachten dat wellicht vandaag niet meer langs komt.
Zonlicht valt door het venster op het tafelblad, en schrijlings over de schouder op de linkerwang van een vrouw, die mijmerend voorovergebogen zit te schrijven.
Haar pen glijdt gniffelend over het papier en vormt krullen en gebogen lijnen. Telkens dansend opwippend van het witte oppervlak daalt ze enkele millimeters verder weer neer en registreert haar gedachtegolven in woordlijnen, op het ritme van de heersende stilte.
Tot ze aan het eind van haar blad en de voormiddag is gekomen en vindt, dat het nu wel lang genoeg geduurd heeft.
Ze krabbelt gauw nog “aardappelen”, “melk”, “eieren”, “ontbijtgranen” en “boontjes” op een gele post- it die ergens in haar buurt rondslingerde, legt vervolgens haar pen neer en staat op.
De hoogste tijd om die twee ruisende soldaten uit hun waan te halen.
Ze loopt op de kast af en schakelt hen in één handbeweging allebei uit, samen met de CD-speler.
“Ziezo, de boeken toe” denkt ze, en gaat over tot de orde van de dag.
Ze vouwt het gele papiertje met de krabbels samen en stopt het in haar portefeuille.
“Nog gauw even deze boodschappen halen voor de winkel sluit”, prevelt ze voor zich uit, tegen niemand in bijzonder en heel zachtjes, haast fluisterend, om de allesoverheersende herfstrust van deze schitterende oktobermorgen, toch niet al teveel geweld aan te doen.