Moved to / Is verhuisd naar


Waarom dat zo is, verneem je hier


vrijdag 31 december 2010

Een nieuw jaar.















"Hij staat in de sneeuw, aan de poort van de stad en prikt de dagen van december op zijn hoed.
Hij fluit zijn pluchen lapjeskat, want hij heeft last van muizenissen die nesten maken in zijn baard.
Maar die laat hem altijd mooi fluiten, het dier preekt ernstig voor de vissen, gevallen van de haringkar."



Boudewijn de Groot bezingt samen met Elly Nieman in "Meester Prikkebeen" heel treffend de sfeer rond Kerst en Oudejaar...
Telkens ik het liedje hoor zie ik de vuurpijlen zó de lucht in gaan, maar voel ik ook het tweeslachtige van al dat feesten.
Ik dacht er al een tijdje aan om die 'Meester Prikkebeen' eens op papier te zetten en dat heb ik bij deze dan ook gedaan.

Samen met Meester P. zwaai ik hier op mijn blog het oude jaar uit.
Ik wens u allen een voorspoedig, gezond en vreugdevol 2011 toe.
Maak er nog een gezellig feest van en haal maar gerust de fles met bubbels al uit de ijskast, het aftellen kan beginnen.











































De laatste nacht komt aangevlogen
De laatste slagen zijn gevallen
...  drie
... twee
... één !

'n Vuurpijl spuit de hemel in...






° O °

zondag 26 december 2010

Vlieg hoog...








O ja, ook ik was ooit een heel onzeker kind, dat dacht dat alles voor altijd zou blijven zoals het was, wanneer ik het maar stevig genoeg vasthield. 
Maar iedereen leert bij, en ik ontdekte dat de échte overlevenden zij zijn, die alles kunnen loslaten op momenten dat dit van hen vereist wordt. 
Mensen die telkens weer opstaan wanneer de grond vanonder hun voeten wordt weggemaaid en zonder twijfelen, met lege handen toch weer opnieuw beginnen met datgene waarmee ze voorheen bezig waren … “Leven tot ter dood”. 
Houvast…? Het zou me wat… dat geeft het leven niet. Nooit!... Het is een illusie waar we onszelf mee opzadelen. 

Als we maar hard genoeg werken zullen we gerespecteerd worden… 
Als we maar geld genoeg verdienen zullen we steeds iets te eten hebben… 
Als we maar een eigen huis kopen, zullen we nooit zonder beschutting zijn… 
Als we maar kleren genoeg aanschaffen zullen we nooit naakt te behoeven rondlopen… 
Als we de mensen rondom, aan ons binden, volgen ze wel en zullen we nooit alleen zijn… 


We denken onze noden te kunnen lenigen met dingen te verwerven. 
Toch duurt het voor het leven slechts een vingerknip om ons dat alles weer te ontnemen. 
Wie droomde er niet van ooit te kunnen vliegen als een vogel?
En wie beweert dat dit onmogelijk is? We vergeten alleen dat daar durf en moed voor nodig zijn. 
Een vogeltje doet het gewoon. Mensen niet, die denken,… vaak en veel teveel. Ons zelfbewustzijn staat in de weg; als een vloek nagelt het ons telkens weer aan de grond vast. 
En toch… uiteindelijk staan we aan het eind allemaal zonder keuze… en met lege handen voor de afgrond. Dwìngt het leven ons, om ook hààr te laten gaan en onze droom te volgen ... 
Zij leert ons keer op keer, zolang het nodig is, dat degene die de moed niet heeft om los te laten en uit het nest te springen, ook al kreeg hij duizend vleugels, nooit zal vliegen.




maandag 20 december 2010

Een zàààlig kersfeest, het jaar rond.


° O °





Overal ter wereld zijn er schattenjagers die verlangend zoeken naar die ene zwarte parel, maar het meisje wist wel beter...





De kerselaar strekt haar naakte takken uit. En slaakt een diepe zucht.
Het werk zit erop voor dit jaar.
In maart toen zij wakker werd uit haar winterslaap hadden de lentekriebels haar zodanig zwaar te pakken gekregen dat zij amper een maand later overladen met tedere roze bloemetjes de hele tuin in een feestroes bracht waar ze zelfs nu nog van nagenoot.
Alle bijen uit de wijde omgeving waren komen meevieren, en de zon had zo z’n best gedaan tijdens de wittebroodsweken, dat in juni de vruchten niet te overzien waren.
Gezweet en gezwoegd had zij vervolgens, om haar kroost dik en rond te krijgen. Geen moeite was haar teveel.
Zelfs tijdens de warmste middaguren hield ze standvastig ieder blad gespreid.
Zij kende rust noch duur en kon er dan ook trots op zijn; haar kinderen hoefden niets te ontberen, ze kregen alles wat ze maar wensten;
Voldoende licht, warmte, malse regen, het sussende gefluister van de wind kortom, alles wat hen tot wasdom bracht.
Ze had het slim gespeeld. Elke schat had zij zorgvuldig beschermd onder een toefje bladeren.
Glurende rovers zagen niet welke schoonheden ze allemaal onder haar lover verborgen hield.
Alleen aan het meisje, dat tijdens haar dagelijkse dwaaltochten door de tuin kwam kijken of alles naar wens verliep, toonde zij haar schatten. Het deed haar goed, het kind te zien lachen toen ze naar haar prachtige bladerdek keek en al die glanzende juwelen zag hangen.
En zo gebeurde het dat, toen haar blozende lievelingen groot en rond genoeg waren en de tijd was aangebroken om los te laten, zij haar tuinprinses, wie het niet was ontgaan hoeveel zorg en energie ze wel besteedde aan hen, verzocht haar daarbij te helpen.
Overal ter wereld zijn er schattenjagers die verlangend zoeken naar die ene zwarte parel, maar het meisje wist wel beter;
Zij hoefde helemaal niet op zoek te gaan. Ieder jaar in juli werden ze haar zomaar door die prachtige kerselaar rijkelijk in de schoot geworpen.
Het enige wat ze daarvoor hoefde te doen was dagelijks met een mand aandraven om de boom van haar zware taak te kwijten.





De kersenkinderen doken van hun schuilplaats recht die mand in, en voeren met haar weg, naar andere oorden. Geen mens die er stil bij staat hoe die kersenpitjes zich in heel de wijde omtrek en ver daarbuiten verspreidden.
Sommigen wilden blijven, maar het leven beslist daar anders over.
Vedervrienden van de tuinprinses, die hen uiteindelijk dan toch hadden ontdekt, kennen geen mededogen, rukten hen los uit moeders’ armen en namen hen mee naar het nest, of lieten hen bloedend achter op de aarde, waar de insecten zich tegoed deden aan het zoete sap.
Hun blanke pit door de aarde beschermend toegedekt en beweend door de hemel, zou door het zonlicht worden gekoesterd tot een jonge twijg.

Uiteindelijk had de kerselaar finaal afscheid genomen van de nog resterende nestblijvers.
Een zwerm spiekelspreeuwen was neergestreken aan haar voeten en tussen haar takken, zodat, binnen het halve uur, haar laatste kroost voorgoed was verdwenen.
Waarschijnlijk meegenomen op een vlucht naar vruchtbaarder grond, zo mijmerde ze.
Neen, dit betekende nog lang het einde niet…
Haar takken waren weer licht en voelden opnieuw veerkrachtig aan. Een last viel van haar af. Gedaan met zorgen. Ieder van haar kinderen had nu wellicht zijn eigen plekje al lang gevonden. Zij zullen wortelen en sterke zwarte parelbomen worden net als zij.

De tijd van hard labeur zat er op, nog even nagenieten van de herfstrust.
Weldra kon ze zorgeloos slapen gaan,om daarna met nieuwe moed opnieuw te beginnen.

Het meisje had aan het eind van de zomer kleurige lantaarns in de armen van de kerselaar gehangen en kaarsen aan haar voeten gezet. Samen vierden ze de oogst van het voorbije jaar en vergaten de moeite die het hen had gekost. Er was weer even leven in de tuin, net als op het huwelijksfeest in de lente. Woordeloos begrepen die twee elkaar en wisten stilzwijgend; vandaag eindigt weer een seizoen…

De kaarsen bleven staan en hielden de wacht, terwijl na verloop van tijd de kleurige lantaarns scheurden in de oostenwind die met zijn vleugels de koude en sneeuw aandroeg.

Op de vooravond van de wintertijd, is de kerselaar in alle stilte uit haar gouden feestgewaad geglipt en heeft ze haar witte slaapkleed aangetrokken.
Toen is ze zachtjes ingedommeld.
En het meisje, genesteld bij de open haard met haar kersenpittenkussen op schoot, droomt haar droom van wat het komende jaar zal brengen.
Geduldig wachtend tot de nieuwe lente, dankt zij het leven en verzoekt haar, nog vele jaarringen te schenken…
aan de kersenboom en haarzelf…








° O °

zaterdag 18 december 2010

Curieuzeneuzen en vraagstaarten...

Heel m'n leven lang al, lukt het me niet m'n aandacht gefocust te houden.
Er zijn zoveel dingen te zien en we hebben als mens zoveel mogelijkheden in ons om daar iets mee te doen, dat de tijd die ons hier gegeven wordt, veel en veel te kort is.
Het is vast de nieuwsgierigheid die honger, om te weten, die me daarbij allicht de das omdoet.
Ik denk soms dat eenzelfde gevoel, ook de vlinders zou bekruipen, mochten ze over ons denkvermogen beschikken.

Als een rups is het nog vrij eenvoudig; je breekt uit je eitje en zit onder de koolbladen verscholen. Een leven lang merk je alleen maar het groen rondom, misschien nog een streepje blauw van de lucht en beperkt je smaakervaring zich tot die waartoe je gedetermineerd bent. Rupsen blijven immers bij dezelfde waardplant tot ze klaar zijn om zich in te poppen.

Mensen niet; zij hebben voortdurend de drang om verder dan die kool, eik of populier te gaan kijken.
We vreten ons vol informatie tot we er niets meer bij krijgen, we ontdekken kleurenvariaties, van groen, combinaties van tinten en alsof dat nog niet volstaat, ook nog klanken, geuren en smaken die maar binnen blijven stromen.
Op een gegeven ogenblik, geraak je oververzadigd en sluit je jezelf af. Het wordt teveel.
Je kruipt in een coconnetje weg van alles en iedereen. Maar niet voor lang. Algauw beslist het leven om je er als een vlinder weer uit wakker te roepen.
Samen met je vleugels ontvouwt er zich nu ook een wereld die je niet enkel bekruipt, maar die bevlogen wil worden.

Wilde bloemenvelden, bedwelmend en net als jijzelf vol van kleur. Je wordt overvallen door nog meer indrukken. Je ziet, voelt, hoort een wereld die vraagt om bezongen, bespeeld, geschilderd, getekend, beschreven en besproken te worden en weet totaal niet waar eerst te beginnen.

Je zingt het uit in het hoogste lied, maar da’s niet genoeg, je weet dat het beter kan en leert instrumenten bespelen om nog hogere en nog lagere tonen te halen. Je ontdekt dat je zelf ook uit het niets dingen kan tevoorschijn toveren met je eigen kleuren. Je leert tekenen, schilderen, schrijven, maar nog ligt het niet in je vermogen om daarmee uit te drukken wat er allemaal door je heen stroomt aan gevoelens.
Denkend aan het einde lijkt je leven veel te kort, de informatie veel te overweldigend en net als de Argema Mitrei, ben je een vlinder zonder mond, gedoemd om rond te vliegen tot alle energie je lichaam heeft verlaten en je in al die overvloed omkomt van de grote honger, met een verhaal dat niet te vertellen valt.
Is dàt het lot van iemand die zich laat overrompelen door al die indrukken?
Wreed volgens u?
Maar wat dan te denken over zij die zich wèl volproppen, en uitpakkend met zwaarwichtigheid, hun leven beëindigen achter glas, in een kijkkast, vastgepind met hun rug tegen de muur?
Da’ s ook geen fraai beeld om mee te besluiten, toch?

Al even wreed is de liefde, zij plukt je met huid en haar uit die blauwe lucht om je als voer aan de toekomst te geven… Waar blijft het mededogen?
En wat met de vrije wil?
Geeft het leven, ons mensen de mogelijkheid om de weg en het eindpunt zelf te kiezen, of toch niet? Is er wel een weg en een eindpunt? Is er wel een keuze?
Of zijn we gedoemd om te sterven vol verlangen, aan de pogingen onszelf de grenzen op te leggen waarbinnen we gefocust alsnog iets tot stand brengen? 

Hoe lang nog kan ik van moment tot moment rondfladderen, alsof ik tijdloos ben, alvorens men mij geërgerd vangen zal …? 

maandag 13 december 2010

Ribbedebie...

Rite, mythe, fabel of fantasie?

copyright foto DagEnDauw 



Het wordt ten stelligste afgeraden om lang tussen tamme ganzen te vertoeven.
Eerder nog ben je zelf getemd dan dat je een enkeling wild van hart zou maken.
Het zijn vergeefse pogingen.
Daarom vlieg ik ieder jaar, met de wilde ganzen mee, terwijl de koeien nog hun natte neuzen en zachte uiers in het bedauwde gras duwen; de kleine zwarte onheilsbrengers, zich tot de vlucht verzamelen om hun duistere vleugels over gekortwiekte maïsvelden uit te slaan en de grote vuurbol, de buikranden van witte nimbuswolken in lichterlaaie zet.

Omdat de herfst me naar binnen tracht te drijven, vlucht ik weg met mijn gedachten.

Het is niet de duisternis die me schrik aanjaagt, o nee. Ik houd van het donker en de zaligmakende rust en doe zelfs niets liever, dan langs de dijken dwalen rond middernacht.
De bijna totale stilte waarin alleen het zacht ruisende water en het ritselen van gewassen wordt doormaasd  met het tsjirpen van krekels die zich niet in bedwang kunnen houden vind ik overweldigend.
Wanneer de maan daar overheen een glanzend vernislaagje legt ... maakt dat alles mij uitzinnig tevreden met het leven.
Een wereld voor mij alleen, geen levende ziel te bespeuren, dat is puur genieten.

Neen, waar ik koude rillingen van krijg is, wat er in die najaarsduisternis besloten ligt; datgene wat de dingen hun kleuren ontvreemd.
…De onmacht die de bladeren aan de bomen ontrukt, de zon te vroeg over de eindlijn van de dag duwt, de laatste bloemen van alle geur ontdoet, de dagen hun warmte ontneemt en de nachten tot zwarte krochten maakt.
…De nakende dreiging, die de vogels hun vreugdevolle zingen belet en het hunebed spreidt voor de stervende Pan.

Wanneer moerasgeesten, mij ’s morgens vroeg vanuit de wissen wasmand aangrijnzen met hun oude koppen en hier het voorgeborchte van de winter ontsluiten door de hellepoorten van gemis te openen …
Wanneer het verdriet van een verloren strijd om het eeuwige leven tastbaar wordt, dwingt de tijd me te vertrekken, de zon van het Noorden achterna…
Zó behoed ik, met mijn eigen leven, de vonk diep in mij, die in de lente alles weer wekt.

Ik hoor de roep, ik ga… en word Dún Fhearghusa’ s dwaallicht … in een millennialang vergeten verhaal, op zoek naar een toevluchtsoord tegen midwinternacht.



° O °

zondag 5 december 2010

De zondag meteen dichterbij...










Een herfstige zondagmorgen, zachte pianomuziek op de achtergrond, een waterzonnetje dat door het vensterraam naar binnen komt gluren en een knusse sofa om jezelf in te nestelen. 
Meer is er eigenlijk niet nodig om je te laten meevoeren naar de wereld van deze dichteres. 

Met twee vergeelde gedichtenbundels van haar op schoot, nam ze me bij de hand en trok me in gedachten met haar mee de velden in. Keuvelend langs Vlaamse wegen belandden we bij de vermolmde boom die aan de zoom van een akker op ons wachtte en aan wiens wortels we een brief vonden die ongemerkt was weggewaaid. 
De schrijfster ervan heeft 'm nooit terug gevonden. 
Alice had hem voorzichtig opgevouwen, in haar jaszak gestopt en mee naar huis genomen om hem daar te bewaren, te koesteren en er een gedicht over te schrijven. 
Haar avondliedeke zal u vast wel kennen. 
Maar van onze zondagochtendpromenade bracht ik speciaal voor u deze  twee gedichten van haar terug mee, omdat die mij het meest raakten.


Maak er nog een fijn weekeinde van.



- DagEnDauw -










VERLOREN BRIEF 


Zoo langs de gevels van vunze buurt
speelde de wind met verloren brief;
dat strooide muziek
in de doodstille steeg.
Toen werd in avond laat en leeg
een zwervend blad
mij stillekes lief.

Ik droeg het mee naar een weelde-land,
ziellooze kamer met brokaat gordijn;
daar zong het, sukkel van letter en lijn,
een goddelijk lied in mijn hand.

Waar de vrouw van het volk
in stamelschrift
heur donkeren roep van liefde belijdt
schreit iedere fout van taal en stijl
heur eigen droeve liefelijkheid.

Zoo groeide 't parvenu-salon
vol dissonanten tot een nood-sireen verstard.
Het milde binnenkomen van den dag
heeft mij, beschaamd, 't verwende hart
doen vluchten van zijn floeren peul
naar stroef geheim van volksche straat
die dwars door smoor van goren tijd
klaar van mirakel staat. 





MOLME BOOM




Wie zal 't u aanzien
die leproos van voet
diep met uw wortels
in verrotting wroet
dat gij nog 's avonds klimt
langs weke bladertrappen
en boven uw mizerie
met de sterren staat te klappen?

Wie zal 't u aanzien,
uitgestoten mens,
die op uw schande wankeldoolt
tot leste grens
terwijl ons onbarmhartigheid
uw zondemantel zoomt
dat gij langs drassen weg
van witte heirbaan droomt?

Wie zal 't u aanzien?
God en enklen maar.
Ach, wisten al de mensen van elkaar
't geheim beluik
van 's harten loense wijken
waarin de trappen staan 
die naar Gods liefde reiken.  







beide gedichten komen uit de dichtbundel "Schaduw" -  van Alice NAHON (1928)

Foto's (uitgezonderd portret) : "DagEnDauw"